Toptransfer: een interessante overstap uitgelicht
Jeroen Hinloopen was hoogleraar Industriële Organisatie bij de Universiteit Utrecht. Hij is per 1 februari onderdirecteur van het Centraal Planbureau.
Van een jarenlange loopbaan in de wetenschap naar het CPB?
‘Ik heb het grootste deel van mijn loopbaan op de universiteit doorgebracht. En ik sluit niet uit dat ik er ooit weer terugkeer. Bij de wetenschap ligt mijn hart, maar ik ben nu 48 en wilde een keer uit mijn comfort zone. Bij het CPB is de impact van je werk veel directer en concreter. Ik heb nu gemakkelijker toegang tot de top van de ambtenarij en daardoor meer directe impact dan met een wetenschappelijke publicatie. Je kunt hier op betrekkelijk korte termijn een gedegen antwoord geven op beleidsrelevante vraagstukken. Dat vind ik erg inspirerend.’
Wat is de belangrijkste uitdaging voor het CPB?
‘Naast de in de wet geborgde taken zoals publicatie van het Centraal Economisch Plan en Macro Economische Verkenning moeten we de partner blijven die voor de rijksoverheid hoogstaand wetenschappelijk onderzoek uitvoert en duiding geeft aan sociaaleconomische ontwikkelingen.
Een voorbeeld? We zitten nog steeds middenin een automatiseringsrevolutie. Het ambacht van werken met big data moeten we ons als CPB eigen maken. Zeker omdat er nu nog een soort mysterieuze waas omheen hangt. En we bereiden ons voor op de vergaande gevolgen van die ontwikkelingen op de maatschappij. Niet alleen in termen van bijvoorbeeld werkgelegenheid, waarbij robotisering in de toekomst een steeds belangrijkere rol zal gaan spelen, maar ook bij zaken als fiscaliteit; als het aandeel van de productiefactor arbeid in het productieproces daalt, zul je belastingen moeten verschuiven naar andere productiefactoren.
En wat betekent deze ontwikkeling voor het onderwijs? Wanneer is blended learning effectief? Allemaal vragen waarop we vanuit het CPB een antwoord moeten formuleren vanuit economisch perspectief.’
Mis je de universiteit al?
‘De liefde voor economie zit diep en ik vind het belangrijk dat we de link met de wetenschap behouden. Daarom blijf ik voor één dag in de week hoogleraar Industrial Organization aan de Universiteit van Amsterdam.’