Hoe brengen ABD’ers leiderschap in de praktijk? Tülay Berk, hoofd POOL bij OCW, deelt haar inzichten.

Leiderschap

Hoe kijken ABD’ers naar hun eigen manier van leidinggeven? En wat vraagt de rol die zij hebben van hun leiderschap?

Tülay Berk, hoofd POOL bij OCW

Je werkte ruim 20 jaar bij Defensie. Op welke manier heb je daar nu nog profijt van?

‘Ik ben in 2002 begonnen in de uitvoering: de IT. Dat staat best ver af van de centrale besluitvorming. Na het afronden van een master Bestuurskunde begreep ik veel beter waarvoor we als overheid op aarde zijn. Alle overheidsorganisaties hebben een maatschappelijke opdracht en moeten daarin hun verantwoordelijkheid nemen. Bij OCW draait het om toegang tot kwalitatief goed onderwijs, cultuur voor iedereen en wetenschap. Bij Defensie draait het om veiligheid. Het is goed om zulke langetermijndoelen voor ogen te houden. Kortom, zorgen dat je klaar bent voor je opdracht.’

Over de POOL

In de POOL zijn verschillende grote OCW-brede programma’s en een projectenpool georganiseerd. Het team van zo’n 70 mensen bestaat uit programmamanagers, projectleiders en -medewerkers. De POOL versterkt OCW met het doelgericht en wendbaar sturen naar een maatschappelijke opgave. In elk programma ontwikkelt OCW een visie, strategie en een concrete, tijdelijke aanpak. 

Hoe zorg je ervoor dat je daar klaar voor bent?

‘Ik vind mijn rol als maatschappelijk partner ontzettend belangrijk. Ik voel dan ook een grote verantwoordelijkheid om het gesprek aan te gaan met de mensen voor wie we beleid maken. In het geval van OCW zijn dat bijvoorbeeld leraren, studenten, musea en de NPO. Zij zijn uiteindelijk degenen voor wie we het doen. Ik werk samen met een groep programmanagers en projectleiders die OCW-breed bezig is. Daardoor ben ik nauw betrokken bij allerlei projecten, van het programma tegen Discriminatie en Racisme tot het programma Klimaat en Energie. In gesprekken met de POOL’ers spreek ik ook over hun krachtenveld. Wie zijn hun stakeholders? En hoe staan zij met die stakeholders in verbinding? Bij Defensie was de verbinding met de gebruiker heel eenvoudig te organiseren, want via de militairen in de beleidsdirecties had ik toegang tot hun kennis en een groot netwerk. Bij OCW is dat minder georganiseerd, maar zijn de mogelijkheden er wel degelijk. Het is een kwestie van doen. Ik ben bijvoorbeeld sponsor van de combi-baners: OCW-collega’s die ook parttime leraar zijn. Via hen ervaren we wat er speelt in de klas, schoolvergaderingen en de sector. Binnen de POOL en onze directie werken ook een groot aantal studenten in deeltijd. Ook zij vormen een kennisbron.’

Je geeft leiding aan ruim 70 medewerkers. Hoe houd je zicht op hun werk?

‘Door regelmatig van werkplek te wisselen en het gesprek aan te gaan, houd ik verbinding met de POOL’ers. En elke zes weken organiseren we een sessie waarin we met alle medewerkers actuele thema’s behandelen. Daarnaast verwacht ik van programmamanagers dat ze verbonden zijn met het team en zorgen voor verbondenheid tussen teamleden. Daarbij bied ik als dat nodig is ondersteuning. Ik hoop dat de programmamanagers en alle overige POOL-collega’s de ruimte voelen om die ondersteuning te vragen. Het is voor mij belangrijk om daarin toegankelijk te zijn. Iedere collega moet zich welkom voelen om bij mij aan te kloppen met vragen of ideeën.’

Hoe is jouw leiderschap veranderd sinds je komst bij OCW?

‘Ik kijk nu veel meer naar wie welke rol heeft en hoe we de opdracht samen gaan uitvoeren’

‘Ik richt me nu nog meer op samenwerking. Bij Defensie is het toch meer een kwestie van “Hier willen we naartoe en gáán”. Nu kijk ik veel meer naar wie welke rol heeft en hoe we de opdracht samen gaan uitvoeren. Ik merk wel dat OCW over het algemeen de behoefte heeft om een vraagstuk langer te analyseren dan Defensie. Dat is voor mij erg leerzaam. Want wanneer besluit je om nog iets langer voor te bereiden, in plaats van toch alvast te gaan experimenteren? Ik maak die dilemma’s zoveel mogelijk bespreekbaar. Gelukkig is het reflectievermogen hier behoorlijk hoog en waarderen collega’s mijn suggesties en transparantie. Ze staan open voor andere geluiden.’

Waarin hoop je nog te groeien?

‘Soms ben ik vanuit mijn gedrevenheid vooral bezig met doorgaan. Ik wil beter leren stilstaan bij de visie van een ander: of het nu gaat om een collega, mijn leidinggevende of om de minister. Dat betekent dat ik mensen soms ook wat langer de tijd moet geven om hun visie vorm te geven. En als ik de verbinding met de inhoud even mis, dan bel ik een collega zoals een van onze combi-baners op. Er zit hier ontzettend veel kennis. Ik kan daardoor zelf ook nog veel leren.’