Voor een overheid die echt werkt voor iedereen, is rijk ambtelijk vakmanschap nodig. Hier ligt bij uitstek een verantwoordelijkheid voor topambtenaren.

Loes Mulder, secretaris-generaal bij OCW

Uit het SGO

In deze rubriek licht een van de secretarissen-generaal een voor het SGO belangrijk thema persoonlijk toe.

Rijksbreed samenwerken

Toen we in 2020 startten met het programma Werk aan Uitvoering, was dat geen moment te vroeg. In maart 2017 schreven we met het SGO aan de toenmalige informateur, nadat we aan de publieke dienstverleners hadden gevraagd wat zij echt nodig zouden hebben om hun werk beter te doen: bied meer ruimte voor maatwerk en persoonlijke dienstverlening. Dat pakten we vervolgens op en combineerden we met de vraag: wat zijn hiervoor de bredere randvoorwaarden? Aan de hand van een studie van ABDTopConsult naar de problemen bij DUO, het UWV, de SVB en de Belastingdienst concludeerden we in 2021 dat er structurele investeringen nodig waren om te zorgen dat onze publieke dienstverleners in hun (ICT-)onderhoud konden investeren, én nieuwe initiatieven konden ontplooien in het kader van maatwerk. Eigenlijk wilden we dit het Deltaplan voor de uitvoering noemen, maar dat zag Financiën niet zitten omdat het te veel klonk naar claims. De beweging van Werken aan Uitvoering kwam in die tijd echt op gang en raakte in een stroomversnelling door het Toeslagenschandaal en de Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties van de Tweede Kamer.

Resultaten

‘Er is nog steeds veel te winnen’

Inmiddels is er op veel plekken in de uitvoering geïnvesteerd in meer maatwerk, betere dienstverlening en voorlichting, en onderhoud van ICT. Daarnaast kunnen alle publieke dienstverleners hun praktijkdilemma’s nu delen via een Stand van de Uitvoering en een eigen knelpuntennotitie. Ook worden nota’s openbaar gemaakt, waardoor we ambtelijk kunnen garanderen dat praktijkdilemma’s publiek navolgbaar worden gedeeld. Dat is belangrijk om niet opnieuw signalen te missen. 

Tegelijkertijd zijn we er nog niet. De investering in Werk aan Uitvoering was niet groot genoeg voor het volledig bij de tijd brengen van alle organisaties, we worstelen met generieke EU- en rijksbrede wetgeving waarmee niet altijd in randvoorwaarden wordt voorzien, we leren nog de lessen van de Staatscommissie en Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme, en niet al het beleid wordt in co-creatie ontwikkeld. Ook is regelgeving op veel plekken te complex, met als gevolg fouten in de uitvoering en het onvoldoende kunnen helpen van de mensen en bedrijven voor wie het bedoeld is. Er is dus ook nog steeds veel te winnen.

Ambities SGO

Waar ik blij mee ben, is dat we als SGO inmiddels echt een gedeelde ambitie hebben. We zien onszelf als de bestuursraad voor het Rijk op de volgende drie punten: het samen werken aan grote, brede maatschappelijke en departementoverstijgende opgaven, organisatie/bedrijfsvoering en ambtelijk vakmanschap. Binnenkort presenteren we hoe we deze punten concreet verder willen brengen in onze toekomstagenda, in verbinding met andere overheden en de samenleving. 

Ambtelijk vakmanschap

Onze ambitie ziet ook toe op hoe we ons werk doen, als onderdeel van het herwinnen van vertrouwen in de samenleving. Voor mij springen er drie punten uit waarop we kunnen verbeteren, juist ook topambtelijk. Allereerst consequent praktijk- en opgavegericht werken. Steeds door de mensen waarvoor ons beleid geldt te betrekken en door co-creatie met onze collega’s in uitvoering, toezicht en andere overheden. Dit vereist ook een overheid die divers is en met openheid alle invalshoeken belicht. Ten tweede moeten we de lange termijn structureler betrekken bij alles wat we doen. Dat is bij uitstek een ambtelijke taak – om verder te kijken dan de duur van een kabinet, terwijl veel van de triggers in ons werk gericht staan op nu en binnenkort. Ook het betrekken van de nieuwste wetenschappelijke inzichten hoort daarbij. Tot slot is er meer nodig om ons ambtelijk vakmanschap up-to-date te houden. Van visie-ontwikkeling over dilemma’s in politiek-ambtelijke verhoudingen tot investeren in inhoudelijke kennis, alsook leiderschap dat richtinggevend en inclusief is. Allemaal zaken die ruimte en reflectie vragen in een tijd van hoge werkdruk, korte deadlines en bezuinigingen.

Doen wat werkt en aansluit

‘We kunnen alleen inclusief zijn naar de samenleving als we dat intern ook zijn’

Voor de overheid en het bedrijfsleven geldt dat ze beter functioneren als er verbondenheid is met de mensen en bedrijven voor wie ze werken, met toekomstige arbeidskrachten en de mensen die kunnen bijdragen aan maatschappelijk draagvlak voor hun plannen. Samen met mijn collega’s blijf ik werken aan een overheid waar mensen uit de hele samenleving willen werken en hun bijdrage in openheid kunnen leveren. We kunnen alleen inclusief zijn naar de samenleving als we dat intern ook zijn. Dat is onderdeel van ons ambtelijk vakmanschap en onze integriteit: navolgbaar werken in het algemeen belang, op een plek waar professionals hun bijdrage open kunnen leveren en het sociaal veilig is. Diversiteit en inclusie, de aanpak van racisme en discriminatie, sociale veiligheid en integriteit zijn geen losstaande thema’s of goededoelenacties, maar gewoon nodig om ons werk voor de samenleving goed te doen. 

Luchtigheid

Door de jaren heen vind ik dit werk ingewikkelder geworden, maar ook urgenter door wat we te doen hebben en aan vertrouwen in de samenleving te hebben herwinnen. Allemaal loodzwaar als je niet oppast, dus ik geloof ook in het belang van humor en luchtigheid, dwars door onze opgaven heen. We zijn even op aarde en toevallig samen aan het werk, laten we het dan ook een beetje leuk maken. Ook al is de mondiale context ingewikkeld en zwaar, we hebben het ook nodig om even te kunnen lachen. Ik zie ‘leuk’ dan ook als een onderschat criterium. Zoals de dalai lama ooit zei tegen John Cleese: ‘What I love about laughter is that when people laugh, they can change their mind’. Ik zou zeggen: sommige mensen kunnen niet genoeg lachen.