Arfan Ikram, voorzitter ZonMw en lid raad van bestuur NWO, geeft openhartig antwoord op acht vragen.
1. Wat wilde je vroeger worden?
‘Als kind dacht ik nooit: “Ik wil dit of dat worden.” Ik vond het erg leuk om te leren, nieuwe dingen te doen en te begrijpen hoe alles in elkaar zat. Ik was vooral bezig met de waaromvraag. Op jonge leeftijd was ik daarnaast al erg bèta-georiënteerd. Tijdens de middelbare school had ik heel weinig affiniteit met alfa- en gamma-vakken. Maar nu ik ouder en wijzer ben, zie ik het belang van die vakken ook. Toen ik ging studeren was de keuze geneeskunde, technische natuurkunde of econometrie. Het werd geneeskunde.’
2. Wat was een bepalend moment in je leven?
‘Toen ik in mijn eerste jaar als praktiserend arts voor de wetenschap koos. Dat was een lastige keuze, want ik ging van baanzekerheid en financiële zekerheid naar een onzeker bestaan in onderzoek. Maar ik koos voor iets wat ik écht leuk vond. Toen er weer eens een subsidie werd afgewezen, dacht ik wel: “Waar heb ik toch voor gekozen? Ik had nu medisch specialist kunnen zijn!” Overigens heb ik er nooit spijt van gehad, zo zit ik niet in elkaar. Naast mijn baan bij ZonMw doe ik nog steeds onderzoek. De combinatie van bestuurlijk werk met onderzoek bevalt me erg goed. Ik begrijp het perspectief van de onderzoeker. Me verdiepen in meerdere invalshoeken past meer bij wie ik ben.’
3. Je bent adjunct-hoogleraar aan Harvard. Wat kunnen we van dat instituut leren?
‘De situatie in de VS is snel aan het veranderen, dus wat ik zeg heeft wel betrekking op mijn bezoeken van een jaar en twee jaar geleden. Op het gebied van diversiteit en inclusie is Harvard enorm ver en hanteren ze een academische aanpak. Zij concluderen dat een diverse groep beter presteert dan een homogene groep, en gebruiken de kracht van diversiteit en inclusie om te kunnen excelleren. Daarmee vergeleken staan diversiteit en inclusie in Nederland nog echt in de kinderschoenen.’
4. Jonge talenten komen regelmatig bij jou aankloppen voor advies. Wat vragen ze jou?
‘Veel gesprekken gaan over een carrièrepad binnen de geneeskunde en de worstelingen die daarbij horen. Vaak weten ze het antwoord al. Bijvoorbeeld op de vraag of ook zij de kliniek zouden kunnen verlaten voor een carrière in de wetenschap of in onderzoeksbeleid. Ik merk dat het hun emotionele rust geeft als ze het antwoord van iemand anders horen. Daarnaast krijg ik de laatste tijd meer vragen over onderzoeksthema’s die internationaal onder druk staan. Talenten die onderzoek willen doen op het gebied van gender of klimaat bijvoorbeeld. Zij vragen zich af of er voor hen nog wel een plek in de wetenschap is of zal zijn. Ik heb daar niet altijd antwoord op, maar geef dan mijn persoonlijke reflectie.’
'Naast mijn baan bij ZonMw doe ik nog steeds wetenschappelijk onderzoek'
5. Wat steek jij andersom op van deze generatie talenten?
‘De jongere generatie kan zaken op een onbevangen manier bespreekbaar maken. Onderwerpen waar best wat gewicht aan hangt, zoals bezuinigingen. Zij uiten dat niet per se buiten het professionele discours. Wanneer ik als leidinggevende op een afdeling een beslissing maak, hoor ik: “Waarom op deze manier?” Ik ben daar veel ontvankelijker voor geworden.’
6. Waarvan raak je onder de indruk?
‘Ik raak onder de indruk van de schoonheid en kwetsbaarheid van de natuur, en de menselijke interactie daarin. Daar maak ik me zorgen over, maar ik zie ook dat mensen zaken weer de goede kant op draaien. Daar denk ik ook veel over na, op een religieuze dan wel spirituele manier. Ik verwonder me over die balans. Ik merk dat ik daar kracht uithaal om uitdagingen het hoofd te bieden.’
7. Wat is je favoriete plek in Rotterdam en wat doe je daar graag?
‘Dat is mijn huis in Rotterdam-Zuid. Ik ben een echte huismus, want daar kan ik rustig bijkomen en nadenken. Dat heeft niets met niksen te maken, mijn hoofd staat altijd aan. Bezig zijn met je gedachten is de leukste activiteit. Dat doen we ook binnen de familie. We kunnen het over de meest fundamentele levensvragen hebben, uiteraard wel na het bespreken van politiek en de voetbaluitslagen.’
8. Wat doe je na een drukke werkweek?
‘Ik hou erg van sport en speel tennis en cricket. Daarnaast reflecteer ik veel: wat heb ik allemaal meegemaakt deze week? Door mijn werk kom ik op plekken en in omgevingen waarvan ik als kleine jongen uit Rotterdam-Zuid, als kind van een gastarbeidersgezin, niet had kunnen bedenken dat ik daar ooit zou komen. Dus in die momenten van reflectie zit ook een groot stuk dankbaarheid.’