Acht openhartige antwoorden van Gerard Bakker, bestuursvoorzitter van Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA).
Op 1 december 2014 begon je als voorzitter van het COA, het was crisis in de opvang. Heb je ooit gedacht ‘dit redden we niet’?
‘Ik begon bij het COA in de periode dat de Europese crisis in de vluchtelingenopvang in alle hevigheid losbarstte. Vele duizenden mensen waagden in vaak gammele bootjes de overtocht naar Europa, waaronder het Syrische jongetje Aylan Kurdi dat in september 2015 aanspoelde op het strand van het Turkse Bodrum. Een droevig dieptepunt. Toch dacht ik “we gaan deze uitdaging tackelen”. Ik ben een optimist.
We hadden ook geen alternatief, je laat mensen niet op straat slapen. Het is ons gelukt om alle asielzoekers die in 2015 in ons land binnenkwamen (ruim 58.000) onderdak te bieden, als enige land in Europa. Hoe? Door er met alle COA-medewerkers de schouders onder te zetten. Samen met gemeenten, Rode Kruis, Vluchtelingenwerk Nederland en talloze vrijwilligers. Het waren lange dagen en vaak zeer korte nachten. Veel nieuwe locaties moesten in no time worden opgezet. Het was duwen, trekken en steeds weer de grenzen van het mogelijke opzoeken. Ik deed in die tijd bijvoorbeeld vaak een dringend beroep op burgemeesters. “Ik heb je nodig”, zei ik dan. De meesten gaven gelukkig gehoor aan die oproep. De solidariteit die we toen met elkaar hebben getoond, daar ben ik nog steeds trots op.’
Wat is jouw grootste dilemma in deze baan?
‘Medewerkers moeten ontslaan, terwijl je weet dat er op korte termijn mogelijk weer nieuwe mensen nodig zijn. In deze sector heb je sterk te maken met krimp en groei. Waar we in 2015 dus een paar duizend nieuwe medewerkers in dienst namen vanwege die enorme instroom, moesten we in het tweede deel van 2016 alweer afscheid nemen van tweeduizend collega’s. Let wel, dat waren allemaal mensen die zich maandenlang met een enorme drive en betrokkenheid hadden ingezet voor een goede opvang en doorstroom van asielzoekers. Je hebt geen keus, maar het voelt dubbel.'
Hoe waarborg je de veiligheid van asielzoekers en je medewerkers?
‘Gelukkig gaat er veel goed binnen AZC’s. Maar de afgelopen jaren kregen we helaas ook te maken met asielzoekers die voor overlast zorgden, meestal Noord-Afrikaanse jonge mannen. Een hele kleine groep verpest het dan voor de goedwillende meerderheid, enorm frustrerend. Onze agogisch medewerkers zijn goed opgeleid en kunnen anticiperen op en omgaan met moeilijk gedrag. Ze lossen kleine incidenten (zoals ruzies) meestal zelf op.
Bij gebeurtenissen die de openbare orde raken en bij (vermoedelijk) strafbare feiten krijgen we back-up van de politie. Als we vermoedens hebben dat een asielzoeker radicaliseert, schakelen we de NCTV in. We treden stevig op als het nodig is. Dat moet ook. We doen er veel aan om de veiligheid en leefbaarheid in AZC’s te waarborgen. Dat is bovendien nodig voor het behouden van draagvlak voor ons werk binnen de Nederlandse samenleving.’
Afgelopen november werd je Overheidsmanager van het Jaar 2017. Wat is het geheim van goed leiderschap?
‘Ik probeer vooral goed te luisteren naar medewerkers op alle niveaus binnen de organisatie. Eén dag in de week maak ik tijd vrij voor het bezoeken van een of twee AZC’s, net als mijn medebestuurders Janet Helder en Peter Siebers. We vragen collega’s dan naar de “kiezels in hun schoenen”. “Wat houdt jou bezig, waar maak jij je druk over?” Dat levert vaak waardevolle informatie op. Met elkaar kunnen en weten we heel veel.
Daarnaast zoek ik steeds weer naar structurele oplossingen voor structurele problemen; naar een goede samenwerking tussen politiek, bestuur en uitvoering; en ik denk altijd vijf stappen vooruit. Een belangrijke stap in het vooruitdenken was het Bestuursakkoord ‘Verhoogde Asielinstroom’ van 27 november 2015 waar we ons hard voor hebben gemaakt. Het Rijk, de VNG en provincies werken sindsdien intensief samen voor de opvang en doorstroom
van asielzoekers.'
Wie of wat inspireert jou?
‘De gesprekken met vluchtelingen. Het valt me steeds weer op hoe ongelooflijk sterk de meesten zijn, ondanks hun kwetsbare positie. Dan maak ik bijvoorbeeld een praatje op een AZC met een paar Syrische kinderen die hier enkele maanden zijn en dan spreken ze al heel redelijk Nederlands. “Wat een veerkracht en energie”, denk ik dan. Daar krijg ik nou kippenvel van.’
Hoe blaas je stoom af na het werk?
‘Ik vind het heel ontspannend om een potje te drummen. Al zo'n veertig jaar maak ik muziek met de jongens van dweilorkest Kleintje Pils. We spelen van alles. Van Verdi tot jazz en van pop tot Strauss. We treden ook regelmatig op, zoals bij de Olympische Winterspelen van Nagano, Vancouver en Sotsji. Ook in februari waren we erbij in Pyeongchang. Het is altijd één groot feest.’
De beste les?
‘Dat je tijdens een crisis de mooiste kansen kunt creëren. Als de nood aan de man is, kun je de zaken vaak snel in beweging krijgen en mensen en organisaties aan je binden. Die kansen moet je grijpen.’
Wat is jouw persoonlijke uitdaging voor de komende jaren?
‘Ik wil mijn kennis graag overdragen aan jonge, talentvolle managers, bijvoorbeeld via het Young HiPo (High Potentials)-programma van JenV. In het verleden had ik zelf diverse leermeesters. Toenmalig FIOD-directeur Harry Haverkamp leerde me de kracht van het tegengestelde denken. Als het rustig is in een organisatie, breng je beweging in de tent. En als het druk en onrustig is, is het juist zaak rust te brengen. Aan dat advies heb ik de afgelopen jaren veel gehad.’