Acht openhartige antwoorden van Stephan Schrover, directeur-generaal Rijksvoorlichtingsdienst.
Wat kreeg je van huis uit mee?
‘Ik ben een geboren en getogen Bosschenaar en woonde er tot mijn zeventiende. Dat heeft grote invloed op me gehad. Niet alleen wat betreft het Bourgondische leven, waarbij goed eten en drinken en familie- en gemeenschapszin een grote rol spelen. Maar ook qua levensbeschouwing. Ik kom uit een katholiek gezin waar veel werd nagedacht over hoe je ervoor zorgt dat je een zinvol en goed leven leidt en jezelf blijft uitdagen om je te blijven
ontwikkelen. Zoals (Gerard) Reve ooit zei: “De katholieke kerk is een grote kast die voor iedere menselijke ervaring en emotie een lade heeft.”
Ik vind het belangrijk af en toe zo’n lade open te trekken en over de inhoud na te denken. Zo blijf ik me ervan bewust dat de mens ook tekortkomingen kent en dat dit natuurlijk ook voor mij geldt. Een beetje zelfrelativering is gezond. Iedereen begaat in meer of mindere mate de zeven hoofdzonden, zoals de kerk die heeft aangewezen. Mijn eigen achilleshiel is vooral de “acedia”, de gemakzucht: dat ik me er soms toe moet zetten om belangstelling te tonen voor zaken die me minder interesseren, zoals bedrijfsvoering en ict-systemen. Dat lukt niet altijd.’
Zelfrelativering mis je soms binnen de overheid?
‘In Nederland is men vaak zo rechtzinnig. Datgene dat als ideaal bestempeld wordt, moet het ook worden. Neem bijvoorbeeld Het Nieuwe Werken. Dat is compleet doorgeschoten. Natuurlijk is het mooi dat medewerkers er flexibeler door kunnen werken en een betere balans tussen werk en privé krijgen. Maar mensen hebben ook behoefte aan geborgenheid en een eigen plekje waar je je werk goed kunt doen en waar je vertrouwelijke gesprekken kunt voeren. Het tij gaat wat dat betreft nog wel keren.'
Je zou ook graag zien dat de overheid burgers vaker betrekt bij de totstandkoming van wetten?
‘Inderdaad, al hoef je van mij geen pleidooi voor referenda te verwachten. Waar het mij om gaat is begrijpelijk beleid te maken en daarvoor is het zinvol de buitenwereld al in een vroeg stadium te betrekken. Dat heb ik zelf voor het eerst ondervonden bij SZW toen minister Donner de instroom voor de Wajong-uitkering wilde aanscherpen. Wij zijn toen in gesprek gegaan met Wajongers. Zij vertelden ons dat de uitkering voor hen betekende dat ze al met hun 18e met pensioen gingen. Dat vonden ze niet prettig. De wet is vervolgens in samenspraak met hen geschreven, waardoor een wet is ontstaan met oog voor dergelijke praktijkproblemen.’
Sowieso moet de burger meer meegenomen worden?
‘Ik ben een voorstander van dilemmalogica waarbij je de burgers meeneemt in welke overwegingen zijn genomen om tot beleid te komen. Dat betekent niet alleen de positieve argumenten benoemen, maar ook transparant zijn over de spagaat waarin je soms zit. Problemen zijn vaak erg complex en door daar transparant over te zijn word je als overheid geloofwaardiger. De Voorlichtingsraad waarvan ik voorzitter ben, doet hier nu ervaring mee op binnen verschillende projecten, zodat we straks concrete handvatten kunnen bieden aan ministeries.’
Waar leerde je tot nu toe het meest van in je carrière?
‘Toen ik directeur was bij SZW had een aantal collega’s het wachtwoord van de persdienst GPD in handen gekregen en besloten die interne website te bekijken. Ik ontdekte dat, overigens net iets eerder dan de GPD zelf, en besefte direct dat dit een enorm probleem was dat ik op moest zien te lossen. Ik heb een integriteitonderzoek uit laten voeren en de recherche ingeschakeld. De medewerkers zijn berecht.
Intern hebben we daarnaast veel debat gevoerd over wat wel en niet kan. Dat heeft ertoe geleid dat collega’s elkaar eerder ergens op aanspreken, eerder in overleg gaan met elkaar of een second opinion vragen. Tijdens deze crisissituatie, die al met al een half jaar duurde, leerde ik ook dat je continu in contact moet blijven met de media. Je moet je openstellen en continu aangeven wat je wilt verbeteren. Het was een pijnlijk proces waarbij ik veel aan mezelf heb getwijfeld: doe ik het wel goed? Ik had zoiets nooit eerder gedaan.’
Hoe ontspan je?
‘Ik lees veel literatuur: Ian McEwan, Gerard Reve, Thomas Mann. Daarnaast houd ik van een goed diner in goed gezelschap. Verder wandel ik veel, nog meer sinds ik met een fietsongeluk mijn rechterarm heb verbrijzeld. Bijvoorbeeld in het Nijmeegse Berg en Dal, waar ik in het weekend woon, of in het Reichswald in Noordrijn-Westfalen. Even weg uit de Haagse bubbel.’
Wat wilde je als kind worden?
‘Grieks filosoof, inclusief baard en jurk, en dan nadenken over mooie dingen en goed en kwaad. Dat leek me wel wat toen ik daarvan een plaatje in een boek zag staan. Tot ik erachter kwam dat het niet echt een beroep is.’
Naast wie zou je weleens in het vliegtuig willen zitten?
‘Dan kies ik het middenpad met aan de ene kant Helmut Schmidt, de oudbonskanselier die tot op hoge leeftijd enorm scherp was. En aan mijn andere zijde zou dan de schrijver Frans Kellendonk zitten. Met Helmut zou ik praten over wat er nu allemaal in de VS gebeurt, geopolitiek en Europa. En met Frans over hoe je “de grote woorden van het verleden” – woorden uit godsdienst, zoals verlangen naar liefde en een gemeenschap – nieuw leven inblaast.’