Als ABD’er word je geacht je functie integer te vervullen en het algemeen belang te dienen. Waar kies je voor bij tegenstrijdige belangen? Welke afwegingen maak je daarbij? En waar krijg je echt een knoop van in je maag? Een gesprek met Ruth Clabbers, directeur Wegen en Verkeersveiligheid bij IenW, en Marc Allessie, directeur van de Nederlandse Emissie Autoriteit (NEa).

De één gaat over het verbeteren van bereikbaarheid en de veiligheid op rijkswegen. De ander over het verminderen van uitstoot van broeikasgassen, via emissiehandel, en de toename van het gebruik van hernieuwbare energie in de vervoersector. Beiden werken ze (deels) voor dezelfde opdrachtgever, en dezelfde eindklanten: burgers en bedrijven. Welke dilemma’s levert dat op?

Ruth: ‘Je zou denken: enerzijds asfalt, anderzijds klimaat. Maar zo is het al jaren niet meer. Klimaat staat bij de hele Rijksoverheid hoog op de agenda en het onderwerp duurzaamheid komt bij mijn directie dagelijks voorbij. Het dilemma is eerder dat er verschillende doelen tegelijk zijn die niet altijd verenigbaar zijn.

Er is aan de ene kant bijvoorbeeld een enorme roep om een betere bereikbaarheid. Iedereen wil met zijn eigen  vervoermiddel snel naar zijn of haar bestemming – of dat nu de auto, de fiets of de trein is. En die behoefte neemt toe. Tegelijkertijd moet het veilig en duurzaam zijn, willen we innovatief zijn en de concurrentiepositie van Nederland verstevigen. En er is maar één bak geld waarmee we het allemaal moeten doen. Hoe organiseer je dat over de ministeries en ZBO’s heen?’

De kern van het klimaatdilemma, waarmee ze beiden te maken hebben, is gedragsverandering, vinden zowel Marc als Ruth. De stap maken om bijvoorbeeld te investeren in verduurzaming, elektrisch te gaan rijden of voor een deelauto te kiezen maken mensen niet vanzelf.

Ruth: ‘Ik vind het zelf ook fijn om een auto voor de deur te hebben hoewel ik vooral veel fiets. De stap naar een deelauto maak ik nog niet.’ Marc: ‘Dat geldt voor mij in principe ook. Maar ik zie wel dat de nieuwe generatie veel meer van het delen is. Toen mijn zoon van 25 jaar een grote reis ging maken was het helemaal niet vanzelfsprekend een rugzak te kopen. Hij leende er een. Ook een eigen auto is voor hem geen vanzelfsprekendheid. Maar zo ver zijn de meeste mensen nog niet.’

Hoe breng je zo’n gedragsverandering tot stand?

Ruth: ‘Je kunt het door de overheid laten afdwingen of zorgen voor de juiste prikkels. In bepaalde delen van China mag het ene deel van de bevolking in het weekend autorijden en het andere deel doordeweeks. Maar op die manier willen we in Nederland niet ingrijpen in de privésituatie van burgers. Tegelijkertijd hebben eerdere campagnes om mensen te prikkelen hun gedrag te veranderen weinig opgeleverd.’

Marc vult aan: ‘Partijen mee laten denken, kan zorgen voor draagvlak en gedragsverandering. De overheid is niet in staat dit alleen op te lossen – we hebben de middelen niet en kunnen zelf niet altijd voor voldoende draagvlak zorgen. Dat dit besef er is, dat zie je ook aan het – wat mij betreft moedige – besluit om via sectortafels met verschillende partijen tot een nieuwe energie- en klimaatakkoord te komen.’

Brengt innovatie ook dilemma’s met zich mee?

Marc: ‘Zeker. Hoe weet je of je de juiste keuze maakt? De technologische ontwikkelingen gaan snel en de effecten van bijvoorbeeld de deeleconomie, internet of things en blockchaintechnologie zijn moeilijk te voorspellen. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor energie- en CO2-opslag. Tegelijkertijd moet je er wel op anticiperen om voor de lange termijn de juiste keuzes te maken. Daarbij is het gevaar dat er een verkeerde afweging wordt gemaakt. Dat er gekeken wordt naar het effect voor 2020, maar niet naar de langetermijneffecten voor 2050.’ Ruth: ‘Herkenbaar. We moeten nu bijvoorbeeld versneld nadenken over het effect van de invoering van zelfrijdende auto’s. De meningen zijn sterk verdeeld over de vaart die dat gaat lopen.‘

Moeten we nu de infrastructuur langs de weg al aanpassen om er in 2020 klaar voor te zijn? Wat doen we in de tussenperiode als we te maken krijgen met een mixed fleet? Of loopt het niet zo’n vaart? Het blijft in een glazen bol kijken. We doen daarom veel pilots en stellen momenteel vast welke beslisinformatie nodig is om dergelijke besluiten te kunnen nemen. Informatie over wat de markt en andere landen doen bijvoorbeeld, de visie van tegendenkers en informatie uit andere sectoren. Hoe VWS bijvoorbeeld een afweging maakt als het gaat om medische technologie – onder meer als het gaat om aansprakelijkheid of ethische vraagstukken.’

De NEa is enerzijds toezichthouder en heeft anderzijds tot doel bij te dragen aan het klimaatbeleid. Brengt dat dilemma’s met zich mee?

Marc: ‘Daarin zit soms spanning. Recent hadden we bijvoorbeeld te maken met een bedrijf dat dankzij nieuwe technieken minder brandstof had verbruikt bij ongeveer eenzelfde productie. Goed voor het klimaat, maar tegelijkertijd had dit bedrijf zich niet aan een belangrijke wettelijke bepaling gehouden.’ Hoe hij daarmee omgaat? ‘Ik zit daar vrij “strak” in. Ik vind dat een toezichthouder een hoge mate van voorspelbaarheid moet hebben naar de doelgroep.

We hadden van tevoren afgesproken dat we zouden handhaven in dergelijke situaties, ook al bestraf je in deze situatie ook wat goeds. Dat doe ik dan ook. Als we dat als organisatie niet doen en te veel ruimte ontstaat voor invulling per situatie, kan willekeur ontstaan. Dat wil ik voorkomen, maar tegelijkertijd snap ik dat het bedrijf daar anders tegenaan kan kijken. Uiteraard heb ik de casus wel gedeeld met de beleidsmakers, omdat ik vind dat serieus overwogen moet worden de regelgeving op dit punt aan te passen.’

Inhoudelijke dilemma’s maken het werk vooral spannend voor Marc en Ruth, maar ze krijgen er geen knopen van in hun magen. Waar liggen ze wel echt van wakker ’s nachts?

Daar hoeft Marc niet lang over na te denken. ‘Personele kwesties. De afweging maken tussen het belang van de organisatie en het individu. Dat kan me echt bezighouden. Daar komt een enorme gevoelscomponent bij kijken. Uiteindelijk moet het belang van de organisatie uiteraard prevaleren, maar dat levert soms persoonlijke dilemma’s op omdat ik vind dat ik er ook voor iedereen in de organisatie moet zijn.’

Ruth herkent zich daarin. ‘Het moeilijkst is het als iemand het net niet kan of een domme fout heeft gemaakt en daardoor integriteitregels heeft overtreden waardoor er schade is voor de organisatie, maar waarbij geen sprake was van kwade bedoelingen. Hoe hard treed je dan op? Je kunt niet altijd elke situatie apart beoordelen en voor de organisatie is het belangrijk helder en transparant te zijn dat je bepaald gedrag in de organisatie niet goedkeurt. Ik kan daar inderdaad echt een knoop van in mijn maag hebben. Wakker lig ik er overigens ’s nachts niet van.’ Licht verontschuldigend: ‘Ik heb twee kleine kinderen die me uit mijn slaap houden. De rest van de nacht slaap ik.’