De maatschappelijke diensttijd, sinds maart een feit, is een toonbeeld van co-creatie in beleidsontwikkeling. Hoe pakte Jacqueline de Jager, programmadirecteur bij VWS, dat aan?
Maatschappelijke diensttijd
De maatschappelijke diensttijd is bedoeld om jongeren nieuwe vaardigheden te leren terwijl ze iets voor een ander doen. Bijvoorbeeld door te helpen bij de reddingsbrigade of in een zorginstelling. Tijdens deze vrijwillige diensttijd kunnen jongeren hun talenten ontdekken, van betekenis zijn, nieuwe mensen ontmoeten en het kan ze helpen bij het maken van keuzes voor de toekomst. De projecten richten zich op jongeren tussen 14 en 27 jaar. Het is de bedoeling dat zij daar minimaal 80 uur aan besteden binnen een periode van zes maanden. Op 16 maart is de officiële start van de MDT.
In het Regeerakkoord stond de maatschappelijke diensttijd (MDT) in slechts vier zinnen beschreven. Paul Blokhuis en Erik Gerritsen, mijn politieke en ambtelijke opdrachtgevers, gaven mij de ruimte om het ontwerp ervan vanuit de samenleving te ontwikkelen. Dat betekent: samen met jongeren, maatschappelijke organisaties, gemeenten en docenten’, vertelt Jacqueline de Jager.
‘De MDT is immers vrijwillig, en als jongeren en organisaties het niet zien zitten, is er weinig kans van slagen. Ik heb daarom bijvoorbeeld samen met de Nationale Jeugdraad in kaart gebracht onder welke voorwaarden jongeren graag willen meedoen. Belangrijk bleek de persoonlijke ontwikkeling en talentontwikkeling, want jongeren willen zich best inzetten voor de samenleving, maar er moet ook iets tegenover staan. Hun motivatie loopt uiteen van echt gewoon iets terugdoen tot en met cv-building en het leven weer op de rit krijgen.’
Omslag
Aan het begin van haar zoektocht stonden de jongeren noch de maatschappelijke organisaties heel positief tegenover de maatschappelijke diensttijd. ‘Ik heb heel veel gesprekken gevoerd; in een half jaar tijd ben ik bij heel wat jongerenorganisaties, individuele jongeren en maatschappelijke organisaties langs geweest. Na het half jaar van informatie verzamelen hebben we een analyse gemaakt, waarmee we naar ZonMw zijn gestapt. We vroegen hen om op basis van deze analyse een subsidie-call uit te schrijven voor experimenten in “proeftuinen”. We wisten nu immers wat de randvoorwaarden en de behoeften zijn van de deelnemers.
In september 2018 zijn de eerste 41 proeftuinen gestart. We wilden weten hoe je jongeren moet werven en matchen, hoe je hen moet begeleiden en hoe je hen gaat belonen. Met succes, want langzaam maar zeker draaide de houding en na ruim een jaar deden er opeens 12.000 jongeren en meer dan 200 organisaties mee. In september 2019 telde MDT 87 proeftuinen, waaronder elf gemeentelijke initiatieven, inclusief de G4. Het is echt een beweging geworden en het enthousiasme van de jongeren, de proeftuinen en de deelnemende gemeenten werkt aanstekelijk.’
Jacqueline de Jager op bezoek bij een van de proeftuinen: Community Heroes in Den Haag. Vincent Krieger, project ambassadeur vertelt dat Community Heroes van harte aansloot met hun initiatief, dat nu dan ook ‘meetelt’ als maatschappelijke diensttijd. ‘Tijdens de beleidsontwikkeling konden we onze kennis delen en aangeven wat onze ervaringen zijn: wat werkt en wat niet? Zelf heb ik bijvoorbeeld input gegeven over de manier waarop je jongeren kunt
werven. Een flyer in hun handen drukken werkt bijvoorbeeld niet. Je kunt beter vragen: in welke wijk woon je? Wat vind je dat er nog mist in jouw wijk? En wat zou je willen doen voor je wijk? Dat werkt wél.’
Atypisch team
De volgens Jacqueline nogal atypische samenstelling van haar team hielp zeker mee bij de versnelling van de beleidsontwikkeling. Dat team bestaat uit een jongerenorganisatie, een maatschappelijke organisatie, collega’s van VWS, SZW en OCW. Bovendien zijn de drie secretarissengeneraal én de bewindslieden van de drie departementen nauw betrokken. ‘Onenigheden konden we zo al in een vroeg stadium oplossen. Het is dus ook nog eens heel efficiënt om op deze manier beleid te ontwikkelen.’
Struikelblokken
‘Deze werkwijze levert waanzinnig veel energie en draagvlak op’, zegt Jacqueline. ‘De mensen in de samenleving vinden het co-creëren echt heel leuk. De stap daarna is ingewikkelder. Een voorbeeld: omdat docenten de MDT als een waardevolle aanvulling zien op het burgerschapsonderwijs, is het logisch de MDT op te nemen als onderdeel van burgerschapsvorming. Bij de rijksoverheid gaat dat echter niet zo gemakkelijk: normaal komen de ideeën vanuit een departement en leggen wij deze ter toetsing voor aan belanghebbenden in de maatschappij. Aan deze nieuwe werkwijze, waarin je de ideeën vanuit de maatschappij ophaalt, moeten we dus allemaal wennen. Dat geldt ook voor de politiek. Leden van de Tweede Kamer vroegen ons: wanneer begint het nu? Maar wij doorbreken het reguliere proces van beleid maken, van eerst een rapportage, dan een ontwerp, en dan de implementatie. Het MDT-ontwerp is cyclisch ontworpen, we experimenteren en evalueren en maken daarmee de MDT steeds beter.’
Met de kennis van nu
‘Als beleidsmakers moeten we veel vaker beleid maken in co-creatie met de samenleving’, vindt Jacqueline. ‘Sterker nog: ik beveel het aan voor vrijwel elk onderwerp. Ik hoor over mijn aanpak vaak: “‘Ja, Jacqueline, met joúw onderwerp kan dit wel, maar natuurlijk niet met het mijne…” Ik geloof er niks van. Als je bereid bent om echt in de samenleving te beginnen, wordt je beleid er alleen maar effectiever van, is mijn overtuiging.’
Ze steekt wat dat betreft de hand ook in eigen boezem. ‘Terugkijkend vind ik dat ik het bij een eerdere grote klus, de Jeugdwet, anders had kunnen aanpakken. Die wet hebben we top-down gemaakt. Dat deden we zorgvuldig, en toch blijkt nu dat de wet niet altijd even goed uitvoerbaar is. We hebben deze wet in co-creatie met beleidsmakers van gemeenten en provincies gemaakt en instellingen om een reactie gevraagd. Met de kennis van nu zeg ik: waarom ben ik toen niet gewoon bij de uitvoerders van de jeugdwet en bijvoorbeeld jongeren en hun ouders begonnen, om hen te vragen wat het beste zou werken?’
De stem van de jongeren
Floor Brands is voorzitter van de Nationale Jeugdraad. ‘In de vergaderingen en bijeenkomsten over de MDT heb ik gemerkt dat de stem van de jongeren heel serieus wordt genomen. Ik ben 22 jaar en studeer Journalistiek in Utrecht, maar ondanks mijn jonge leeftijd luisterden de meer ervaren mensen heel goed naar wat ik te zeggen heb. Ik vertelde over de zorgen die er onder jongeren leefden. Zo vinden we dat de MDT geen betaald werk mag verdringen en dat de motivatie voor de MDT vanuit de jongeren zelf zou moeten komen en niet vanuit een verplichting. Daarop is goed gereageerd.
Er is een jongerenpanel voor de MDT opgericht, dat heel inclusief is samengesteld en adviseert over allerlei zaken, tot en met de subsidieaanvragen door initiatiefnemers van maatschappelijke diensttijdprojecten bij ZonMw. Zelf zijn we inmiddels ook, samen met vijf andere jongerenorganisaties gestart met een MDT-project: Sprint. Ik ben blij dat Jacqueline vindt dat je beleid eigenlijk altijd op deze manier moet maken. Zelf zeggen we ook altijd: als je beleid óver jongeren wilt maken, doe dat dan mét jongeren. Volgens mij is dit de weg naar echt succesvol beleid.’