Acht openhartige antwoorden van Ivar Nijhuis, directeur Communicatie bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Jij bent eindverantwoordelijk voor de crisiscommunicatie tijdens de coronacrisis. Hoe zit dat?
‘In de nationale crisisstructuur is vastgelegd dat de directeur communicatie van het ministerie van JenV altijd hoofd van het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC) is. Gelukkig doet hij dat nooit alleen, maar samen met de directeur communicatie van het meest betrokken departement. Ik werk nu dus heel nauw samen met communicatiedirecteur Mark van der Roer van VWS, en overleg verschillende keren per dag met hem. Overigens kenden we elkaar al goed, we werkten beiden jarenlang bij de Gemeente Rotterdam, en dat helpt tijdens de crisis.’
De eerste persconferentie met verschillende bewindspersonen werd achteraf als rommelig ervaren. Wat is jouw visie daarop?
‘Dat het rommelig zou kunnen worden, hadden we voorzien. Het was het slot van een intensieve dag met veel besluitvorming. Dan is er aan het einde nog maar weinig tijd om de inhoud van de persconferentie te organiseren en loopt de druk hoog op. Daar is wel direct de les uit getrokken om daar in het vervolg veel meer tijd voor te nemen. De persconferenties daarna verliepen dan ook beter, met minder mensen aan hetwoord en bondiger en duidelijker verhalen.
Naar de persconferenties keken soms wel acht miljoen mensen, dat is best spannend. Het is een pittige uitdaging om miljoenen mensen tegelijk van goede en begrijpelijke informatie te voorzien. Als ik dan terugzie dat bij de “live” aankondiging van de versoepelingsmaatregelen de kappers in hun zaak zitten te klappen, raakt me dat. Je ziet wat het voor mensen betekent.’
Je bent nogal ingesteld op learning by doing?
‘Zeker! Mijn motto is there is no honour in not trying. Dat is ook iets wat ik van huis uit heb meegekregen: ontwikkel jezelf en haal eruit wat erin zit. Daarbij ben ik niet bang om fouten te maken of iets te zien mislukken.
Hoe zag dat huis eruit?
‘Ik ben geboren en getogen in een portiekflat in Den Haag-Morgenstond. Daar groeide ik op in een klassiek knalrood socialistisch nest, waar bij opa en oma thuis zelfs nog wel eens de “Internationale” werd ingezet. Moeder was coupeuse en maakte de mooiste kleren, vader was erg sportief en werd later zweminstructeur. Zelf speelde ik veel met de zoon van een expatfamilie, die even verderop in de villawijk woonde. Daardoor leerde ik snel Engels. Mijn ouders vonden dat wel leuk, maar vonden het ook wel spannend dat ik beïnvloed werd door het andere milieu waarin ik door die vriendschap terechtkwam.’
Wilde je altijd al communicatiedirecteur worden?
‘Als kind wilde ik oogarts worden. Ik droeg al heel vroeg een bril en vond die wereld van mannen in witte jassen in donkere kamers met imposante apparaten heel spannend. Communicatie kwam pas veel later op mijn pad. Na de middelbare school ging ik aan de slag als leerling-verpleegkundige in het Haagse Westeinde-ziekenhuis. Daarna ben ik bij de Bedrijfsgezondheidsdienst van de Provincie Zuid-Holland gaan werken. Een baan waarin ik me bijna doodverveelde, zeker omdat ik op de Intensive Care en de Eerste Hulp van het ziekenhuis wel andere taferelen gewend was.
Ik ben daarom zelf naar de afdeling Communicatie gestapt, en bood daar mijn diensten als tekstschrijver aan. Ze hapten toe, en kort daarna werd ik persvoorlichter voor de gedeputeerde voor Milieu. Van daaruit ben ik, via de Milieudienst Rijnmond, bij de Gemeente Rotterdam terechtgekomen. Vervolgens informeerde na een aantal jaren Bureau ABD of ik van plan was om de rest van mijn leven in Rotterdam te slijten, of dat ik in was voor een baan in Den Haag? Daarop vertrok ik naar EZ, toen BZ en daarna JenV.’
Wat vond je het moeilijkste punt in je loopbaan?
‘Toen ik hier bij JenV kwam merkte ik dat er verschillende disciplines waren binnen één directie, die nauwelijks eens met elkaar spraken. Dat was wel even slikken. Mijn missie was dan ook om die dialoog weer op een goede manier op gang te brengen en een moderne directie communicatie te bouwen.’
En het hoogtepunt?
‘Vooralsnog is dat de geslaagde Nuclear Security Summit in 2014, een enorme communicatiepuzzel, die uiteindelijk vlekkeloos is verlopen. De huidige crisis is heel intensief, het is nog te vroeg om dat een hoogtepunt te noemen. Hoewel het professioneel natuurlijk razend interessant is. Ik maak nu lange dagen en fiets elke zondag naar het Catshuis voor crisisoverleg. Dat is vermoeiend, maar je houdt het vol omdat het ertoe doet en dat geeft veel energie.
Verder hoop ik dat er nog veel mooie dingen op mijn pad mogen komen. Daarvoor is soms een loopbaanstap nodig: vanaf 1 september word ik ambassaderaad voor justitie bij de Nederlandse ambassade in Londen.’
Hoe ontspan je, tijdens de coronacrisis?
‘Ik heb grote bewondering voor multitalenten. Voor Jan Wolkers bijvoorbeeld, die naast schrijven ook geweldig kon tekenen, beeldhouwen en schilderen. Ik probeer daarom naast al het denkwerk steeds meer te werken met mijn handen. Zo heb ik vorig jaar zelf een gitaar gebouwd. Een heel precies werkje, dat veel voldoening gaf. Mijn grote droom is dat ik ooit nog eens een atelier aan huis heb waarin ik me helemaal kan uitleven op dat gebied.’