Uitvoeringsorganisaties liggen momenteel onder een vergrootglas. Wat is er nodig om de uitvoeringskracht te versterken en meer oog te kunnen hebben voor de menselijke maat? Maarten Camps, voorzitter RvB UWV, en Michèle Blom, DG RWS, leggen het uit aan de hand van vier dilemma’s.
Wat de politiek wil, kan niet altijd.
De uitvoering krijgt vaak pas echt aandacht van de politiek als het misgaat. In de driehoek politiek, beleid, uitvoering is de verbinding tussen politiek en uitvoering het zwakst.
Maarten: ‘In het politieke proces is er inderdaad niet altijd belangstelling voor de uitvoering. Wij doen natuurlijk een uitvoeringstoets, maar naar aanleiding van het politieke debat wordt ook nog weleens een amendement aangenomen, waarbij wij als uitvoerders niet betrokken zijn en waardoor de wet niet meer goed uitvoerbaar is.’ Michèle legt uit dat uitvoeringsorganisaties steeds meer positie nemen om dit soort situaties te voorkomen. ‘Het is na een heel traject dat al achter de rug is, soms best moeilijk om te zeggen: “Ja, maar dat is niet uitvoerbaar.” We waren gewend te zeggen “Ja dat kan, mits” en dan volgde er een enorme rij met voorwaarden. Bij RWS zijn we er – net als veel andere uitvoeringsorganisaties – naar overgestapt om als dat relevant is “Nee, tenzij” te zeggen. Daarnaast doen we tegenwoordig op eigen initiatief uitvoeringstoetsen.’
Ze legt uit waarom meer samenspel ook voor politici van belang is. ‘Als politicus wil je je ideeën uitgevoerd krijgen. Wij hebben als uitvoerdersorganisaties de kennis en creativiteit in huis om die politieke droom waar te maken. Het is dus belangrijk dat wij daarbij betrokken worden. Dan kunnen we aangeven wat er kan en hoe, wat niet kan en wat voorwaarden zijn.’ Er is nu momentum, denken beiden. Maarten: ‘De politiek is momenteel ontvankelijker voor de mening van de uitvoering. Wij zijn nu in een betere positie om uit te leggen wat wel en niet kan en wat de marge is en om het belang van eenvoudige wetgeving met ruimte voor maatwerk onder de aandacht te brengen. Daardoor ontstaat een beter gesprek en een betere uitkomst.’
De ICT- en financiële middelen zijn niet altijd op orde.
Michèle: ‘Het grootste probleem is dat er eigenlijk geen geld wordt gereserveerd voor onderhoud. Zie het als een huis waarbij je alleen geld opzijzet om het te kopen, terwijl je het ook af en toe moet schilderen. Dat is iets heel menselijks: we willen eigenlijk niet betalen voor wat we al hebben. Maar het treurige is, dat als je het niet doet je straks niets hebt en er ongelukken gebeuren. Denk aanhet onderhoud van het glasvezelnet. Als je niet bereid bent daarvoor te betalen kun je ook geen bruggen en sluizen openen. Dat is penny wise, tóns of foolish.’ Ze vervolgt: ‘Uit verschillende audits blijkt dat we bij RWS de helft van ons budget te kort komen voor onderhoud: 1,4 miljard. Dat is ook naar de Kamer gegaan. Je verwacht dan reactie, omdat je als uitvoerder snapt wat het betekent als je het beheer en onderhoud onvoldoende kunt uitvoeren. Maar die reactie bleef achterwege. Als je als uitvoerder kunt toelichten wat de essentie van zo’n boodschap is, dan kunnen ook Kamerleden en pers dat beter begrijpen.’
Maarten: ‘Je moet blijven uitleggen dat geld voor onderhoud belangrijk is. Dat is nodig om te houden wat je hebt en te voldoen aan de eisen van deze tijd, bijvoorbeeld op het gebied van privacy, openheid en informatievoorziening.’ Er wordt tot nu toe veel gepraat over het belang van continue dialoog tussen de uitvoeringsorganisaties en de Tweede Kamer. Wanneer gaat dit concreet gebeuren? Michèle: ‘Wij hebben als uitvoeringsorganisaties daarin al het voortouw genomen en onszelf uitgenodigd in de Tweede Kamer.’ Maarten: ‘Ook in de Kamer is het besef doorgedrongen dat dit nodig is. Alle lichten staan op groen. Nog voor we een nieuwe regering hebben hoop ik dat de eerste gesprekken gevoerd gaan worden.’
Er wordt tot nu toe veel gepraat over het belang van continue dialoog tussen de uitvoeringsorganisaties en de Tweede Kamer. Wanneer gaat dit concreet gebeuren?
Michèle: ‘Wij hebben als uitvoeringsorganisaties daarin al het voortouw genomen en onszelf uitgenodigd in de Tweede Kamer.’ Maarten: ‘Ook in de Kamer is het besef doorgedrongen dat dit nodig is. Alle lichten staan op groen. Nog voor we een nieuwe regering hebben hoop ik dat de eerste gesprekken gevoerd gaan worden.’
De overheid mag geen fouten maken.
Het publiek/de burger kijkt kritischer naar de overheid dan naar het bedrijfsleven.
Michèle: ‘Ik ben daar tamelijk nuchter in. Overal waar mensen werken, worden fouten gemaakt. Daar moet je natuurlijk aandacht voor hebben. Zo moet je aandacht hebben voor degene die jouw fout overkomt en de collega’s die de fout hebben gemaakt. Daarna moet je ervan leren en proberen fouten te voorkomen.’ Maarten benadrukt: ‘Er gaat overigens ook onvoorstelbaar veel goed. 1,2 miljoen mensen ontvangen elke maand vlekkeloos een uitkering en zo zijn er ontzettend veel dingen die heel goed gaan. Het is een kwestie van communicatie om beide aspecten goed naar buiten te brengen.’
Michèle: ‘Het beste zou zijn als we überhaupt het brede verhaal kunnen vertellen. Dus ook als er geen problemen zijn.’ Maarten: ‘Ik merk wel dat er de afgelopen anderhalf jaar een omslagpunt is geweest. We maken zichtbaar wat we doen en waar we tegenaan lopen. Zo begrijpen mensen het ook beter als er een keer iets misgaat. Ik zoek zelf ook bewuster de media op om ons verhaal te vertellen. Bijvoorbeeld bij de publicatie van het jaarverslag van UWV en over de NOW.’