Twee publieke dienstverleners, Marjolein Jansen (RvB Kadaster) en Johan Maas (CFO/CIO) RVO), aan het woord over de raakvlakken van hun werk en het belang van een goede samenwerking.
Jullie sloten onlangs een Convenant Werken aan Uitvoering. Waarom?
Marjolein: ‘Het Kadaster en RVO komen elkaar regelmatig tegen. Bijvoorbeeld bij grote projecten op het gebied van bouw, infrastructuur, gebiedsgericht werken en eigenlijk overal waar grondgebruik en eigendomsrechten een rol spelen. De rol van RVO bij gebiedsontwikkeling is om burgers, bedrijven en mede-overheden bij elkaar te brengen ondernemerschap in de juiste richting te stimuleren. Terwijl het Kadaster staat voor het bieden van rechtszekerheid over eigendommen en data ter beschikking stelt. Wij merkten dat er vanuit verschillende departementen opdrachten komen voor zowel RVO als Kadaster die nauw aan elkaar raken en die soms ook dezelfde problemen moeten oplossen.
Bijvoorbeeld op gebied van woningbouw. Opdrachtgevers weten dit niet van elkaar, waardoor dubbele werkzaamheden en mogelijk conflicterende opdrachten ontstaan. En dit risico zal na deze demissionaire periode, zodra een nieuw kabinet aan de slag gaat, alleen maar toenemen. Want een groot aantal maatschappelijke opgaven moet worden opgelost en vraagt om een gebiedsgerichte aanpak. Denk aan bijvoorbeeld de woningbouw, de energie- en grondstoffentransitie, waterbeheer, agrarische activiteiten, stikstof en bestrijden van de gevolgen van klimaatverandering. Dan kun je wel gaan mopperen en wachten tot het “misgaat”, maar je kunt óók vooraf kijken hoe het beter kan en met oplossingen komen. Omdat ik wist dat Johan er vast hetzelfde in zou zitten, hadden we elkaar hierin snel gevonden.’
Johan: ‘De RVO wordt weleens gezien als een “subsidiefabriek”, maar wij ontwikkelen ons naar een organisatie die zorgt voor maatschappelijke impact. Bij die bredere blik past ook dat je uitziet naar samenwerking. Daarom was ik er meteen vóór, toen Marjolein voorstelde om te onderzoeken of we vaker samen op kunnen trekken en departementen kunnen vragen om een gezamenlijke opdracht. Zo bereiken we samen meer maatschappelijke impact dan ieder voor zich.’
Wat spreken jullie eigenlijk af in dit convenant?
Johan: ‘Ik zie dit convenant als een collegiale handdruk. Het is een goede set afspraken over hoe je met elkaar wilt samenwerken. Het komt neer op vier zaken: het samen uitvoeren van maatschappelijke opgaven; ons naar burgers presenteren als één uitvoeringsorganisatie; vaker kennis en kunde delen, onderling én met burgers en ondernemers; en tot slot de financiering vereenvoudigen, zodat we efficiënter en effectiever met overheidsgeld omspringen.’
Marjolein: ‘Natuurlijk hebben we daarover goed gesproken met BZK en EZK: eigenaren en opdrachtgevers van onze organisaties. Een extra doel van deze samenwerking is ook om de beschikbare capaciteit en kennis en kunde in onze eigen organisaties te bundelen. In een krapper wordende arbeidsmarkt wordt het steeds belangrijker om deze kennis en kunde én je mensen te kunnen delen. Die gezamenlijkheid willen we ook graag naar onze eigen medewerkers uitstralen.’
Wat vraagt dit van jullie leiderschap?
Johan: ‘Dit gaat om vertrouwensvol samenwerken en inlevingsvermogen. We gaan als publieke dienstverleners echte co-creatie en samenwerking realiseren en dat doen we vol respect en vertrouwen. Tien jaar geleden was dit nog niet mogelijk geweest. Destijds waren we als organisaties veel competitiever en als we in elkaars vaarwater kwamen, haalden we bij wijze van spreken snel de ophaalbrug op. Nu gaan we samen bevlogen aan de slag voor verschillende maatschappelijke opgaven.’
Marjolein: ‘Johan en ik vonden elkaar in onze gedeelde visie op het oplossen van vraagstukken voor de maatschappij. Daarvoor werken wij uiteindelijk. Eigenlijk zeggen wij tegen onze mensen, vanuit het leiderschap dat we aan de top willen tonen: “neem samen verantwoordelijkheid voor een goede oplossing”. Daarbij mag je soms buiten de gebaande paden gaan en fouten maken, als je altijd maar uit kunt leggen dat je doet wat je doet om de beoogde maatschappelijke impact te bereiken.’
Vinden jullie dat beleid en uitvoering nog teveel gescheiden werelden zijn?
Marjolein: ‘Het besef dat meer samenwerking nodig is, neemt toe. Ik ben acht jaar uit de Rijksdienst geweest en merkte bij mijn terugkeer – nu bij het Kadaster – dat de aandacht voor uitvoering zeker is toegenomen. Ik vind wel dat de energie om inhoudelijk beleid en uitvoering nader bij elkaar te brengen, nog wel veel vanuit de uitvoering komt. Het lijkt erop dat vanuit de regio Den Haag dichterbij is dan andersom en dat vind ik niet echt veranderd ten opzichte van acht jaar geleden. Op zich is het niet verwonderlijk dat wij als publieke dienstverleners elkaar sneller vinden. Want wij komen elkaar fysiek tegen, in dat zaaltje op een inspraakavond in het gebied.’
Johan: ‘Dat herken ik wel. Maar als je kijkt naar heel actuele zaken, zoals de coronacrisis, dan zijn beleid en uitvoering razendsnel collegiaal en gelijkwaardig aan de slag gegaan met dit maatschappelijke vraagstuk.’
En de politiek?
Johan: ‘Ik merk dat de betrokken bewindslieden van bijvoorbeeld EZK en LNV in de afgelopen periode de uitvoering heel goed hebben betrokken bij de beleidskeuzes die zij maakten. Meer dan ooit hebben we bij de bewindslieden aan tafel gezeten over de uitvoerbaarheid van beoogd beleid. Als je als uitvoeringsorganisatie eerlijk vertelt wat wel en wat niet kan, ben je altijd een welkome gesprekspartner naar wie wordt geluisterd aan die tafel.
Hoe goed kenden jullie elkaar al vóór dit convenant?
Marjolein: ‘Best goed. We kennen elkaar al lang, omdat wij beiden in de bedrijfsvoering en aan de uitvoering van verschillende departementen werkten, ik als pSG bij OCW en Johan als directeur Bedrijfsvoering bij SZW.’
Johan: ‘Het was de tijd van grote bezuinigingen. We waren het destijds erover eens over hoe dat zou kunnen zonder te saneren. De goede band hebben we behouden, en daarbij speelt ook de ABD een rol. Het leuke van de ABD is dat je, zeker als je wat langer binnen de Rijksdienst blijft, elkaar gemakkelijk weet te vinden. Je kent elkaar, vertrouwt elkaar en weet hoe je over bepaalde zaken denkt. Dat helpt gewoon in de rest van je werk.’