Feite Hofman, DG Hoger Onderwijs, Beroepsonderwijs, Wetenschapchap en Emancipatie bij OCW geeft openhartig antwoord op acht vragen.

Wat kreeg je van huis uit mee?

‘Mijn vader was dominee en ving buitenlandse studenten op. Dat waren studenten uit Azië en Afrika die, vanwege het (veranderde) regime in hun eigen land, moesten vluchten. Mijn vader hielp hen om in Nederland een nieuw bestaan op te bouwen, bijvoorbeeld door het regelen van onderdak. Hij hield kantoor vanuit huis in Amstelveen, en privé en werk liepen door elkaar heen. Zo aten de buitenlandse studenten vaak met ons aan tafel mee. Mijn broer, zus en ik kregen daar natuurlijk het een en ander van mee. Dat je er moet zijn voor anderen en dat het belangrijk is om open te staan voor mensen uit andere culturen, bijvoorbeeld. Al heb ik me er als kind ook wel tegen afgezet dat mijn vader zo enorm op ging in zijn werk. Hij vormde daarin een twee-eenheid met mijn moeder die op de achtergrond zijn werk mogelijk maakte. Inmiddels betrap ik mij erop dat ik ook wel heel erg opga in mijn werk. Maar ten opzichte van mijn ouders neem ik meer ruimte om van “wereldse” zaken te genieten, zoals lekker eten, concertbezoek en mooie reizen.’

Het belang van kansengelijkheid kreeg je al jong mee. Hoe zorg je daarvoor in de teams die onder jouw hoede vallen?

‘Met die kansengelijkheid lijkt het bij OCW op het eerste oog best goed te gaan. De diversiteit in medewerkers qua leeftijd, man/vrouw-verdeling, culturele achtergrond en seksuele oriëntatie gaat gestaag de goede kant op. Tegelijkertijd moet je je er bewust van zijn dat er altijd blinde vlekken zijn. Vorig jaar is intern onderzocht of medewerkers zich thuis voelen bij OCW. Daaruit bleek dat veel medewerkers voelen dat er toch een bepaalde onuitgesproken norm is waaraan ze moeten voldoen. Het is ingewikkeld om precies de vinger te leggen op waaraan dat ligt en wat je daaraan kunt doen. Het heeft in elk geval te maken met oprechte interesse hebben in elkaar en in de verschillen in bijvoorbeeld geloof en overtuigingen. Nieuwsgierigheid en openstaan voor anderen probeer ik de mensen in mijn teams sindsdien nog meer mee te geven.’

Wat was de afgelopen twee jaar voor jou het meest lastige dilemma?

‘Met stip op één staat alle beleidsadvisering rond covid, door anderen al “sturen in de mist” genoemd. In mijn geval was het grootste dilemma het wel of niet sluiten van de roc’s, hogescholen en universiteiten. Dat waren beslissingen met ongekende consequenties en onder extreme tijdsdruk. Daarnaast kwam bij mij, net als bij andere ABD-collega’s, de toeslagenaffaire keihard binnen.’

Waarom kwam de toeslagenaffaire zo hard bij je binnen?

‘Naast het enorme leed voor de betrokkenen, ging het om de vraag: Is het mogelijk dat ook mijn DG onbedoeld beleid maakt waarbij individuele mensen zo in de knel komen? En het antwoord was niet volledig “nee”. De vraag hoe beleid in de praktijk uitpakt voor individuele studenten is sindsdien nóg belangrijker geworden. De knelpunten waarmee studenten worstelen moeten bij ons op het bureau komen, zodat we beter beleid kunnen maken. De banden met DUO hebben we dan ook verder aangehaald, omdat de collega’s daar de signalen als eersten binnenkrijgen.’

Sinds je eigen afstuderen bekleedde je dik tien functies bij de rijksoverheid. Ben je snel verveeld?

‘Ik ben erg nieuwsgierig van aard. Vooral in mijn eerste banen ben ik snel geswitcht. Als ik dacht “dit onderwerp snap ik”, vond ik het tijd voor iets nieuws. In mijn laatste banen blijf ik langer zitten. Als je op dit niveau na 3,5 jaar alweer vertrekt, blijf je te kort.’

‘Mijn dochters houden me scherp’

Trok het bedrijfsleven nooit?

‘Ik ben nog nooit uitgekeken geraakt bij de overheid. Ik heb veel plezier in de complexe afwegingen waar wij dagelijks mee te maken hebben en de politieke en maatschappelijke druk om oplossingen te vinden. Ik gedij bovendien goed in een werkomgeving waarin het om inhoud en samenwerking gaat. In een enorm commerciële omgeving zou ik mij minder thuis voelen.’

Wie of wat is je belangrijkste inspiratiebron?

‘Dat zijn mijn twee dochters. Ze studeren allebei psychobiologie aan de UvA, een soort neurowetenschappen. Ik zie ze als mijn belangrijkste adviseurs. Laatst belden ze me en zetten ze me direct op de speaker, omdat een medestudent wilde weten hoe het zat met de rente op de studielening. Ze houden me scherp en hebben me ook doen inzien hoe zwaar de coronaperiode voor studenten was, zeker ten tijde van de avondklok. Studentenwelzijn vond ik eerder altijd een beetje een luxeprobleem, maar daar denk ik nu echt anders over. Veel studenten hebben last van prestatiedruk en depressiviteit en ook het drugsgebruik is toegenomen, voor veel studenten is dat een escape. Dat zijn serieuze problemen.’

Hoe ontspan jij om alle ballen goed in de lucht te kunnen houden?

‘Sinds covid wandel ik veel en elke vrijdag tennis ik met vrienden die ik ken van het schoolplein, uit de tijd dat mijn kinderen naar de basisschool gingen. Daarna drinken we een biertje: een fijne start van het weekend. En op zaterdagochtend ga ik graag met mijn vrouw Noortje de stad in, in Leiden. Dan lopen we langs vaste kramen op de markt en drinken we ergens lekkere koffie. Het is inmiddels een vast ritueel.’