Acht openhartige antwoorden van Marcelis Boereboom, secretaris-generaal van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Hoe was je jeugd?
De eerste vijf jaar van mijn leven groeide ik op in een viergeneratiegezin. We woonden in bij mijn opa en oma en mijn overgrootvader, de vader van mijn opa, woonde ook bij ons. Ik was enig kind, maar had er geen moeite mee om met zo veel volwassenen in een huis te wonen. Mijn ouders waren ontzettend gastvrij en er kwamen altijd veel vriendjes over de vloer. Hoewel we in een heel klein flatje woonden was iedereen welkom. Er zijn er bijvoorbeeld heel wat klassenavonden bij ons thuis gehouden.
Wat wilde je als kind graag worden?
Treinmachinist. Dat kwam door mijn opa die bij de NS werkte en mij op mijn vierde mijn eerste treinbaan gaf. Ook nam hij me jaarlijks mee naar het spoorwegmuseum. Inmiddels deel ik de passie voor treinen met mijn eigen kleinzoon van negen die elke dinsdag bij ons is. Er is niets leuker dan samen met de treinbaan in de achtertuin te spelen, ook omdat mijn eigen kinderen er nooit iets mee hadden. Die baan is nu zo’n 50 meter lang en ik ben in onderhandeling met mijn vrouw om hem uit te breiden.
Op je elfde was je al behoorlijk assertief?
Ik kreeg op mijn elfde de diagnose diabetes 1, een auto-immuunziekte en silent killer die langzaam mijn zicht, organen en de werking van mijn benen heeft aangetast. In het ziekenhuis vertelde de verpleegkundige die insuline toediende dat ik “later als ik groot was” mezelf mocht prikken. “Mooi niet”, dacht ik. “Morgen prik ik zelf” en dat doe ik nu inmiddels 51 jaar.
Je ziekte was een belangrijke drive om je in te zetten voor het elektronisch patiëntendossier, dat ooit unaniem werd afgewezen door de Eerste Kamer?
Van de week kreeg ik nog medicijnen via mijn internist die ik van mijn nefroloog vanwege mijn nierziekte absoluut niet mag. Ik weet dus hoe nuttig het is voor patiënten met meervoudige ziektebeelden als medische experts gegevens zouden delen. Die persoonlijke drive zat me destijds in de weg. Ik wilde te snel en heb voor te weinig draagvlak bij stakeholders gezorgd. Dat draagvlak is er nu wel: in het regeerakkoord is opgenomen dat er een persoonlijke gezondheidsomgeving moet komen. Bovendien is er meer momentum omdat de wereld digitaler is ingesteld. Daar ben ik natuurlijk blij mee, want ik vind een elektronisch patiëntendossier nog steeds ongelooflijk van belang.
Wat is het grootste dilemma waar je recent voor stond?
Zonder meer de toeslagenaffaire: hoe kan het dat het zo ver is gekomen en we niet in staat waren elkaar te corrigeren? Daar heb ik echt slapeloze nachten van. Overigens heb ik me er, toen ik zelf bij SZW zat, hard voor gemaakt het systeem van indirecte financiering – in mijn ogen het onzinnig rondpompen van geld – af te schaffen.
Hoe kijk je terug op twee jaar corona?
De impact van twee jaar corona op de medewerkers van VWS is enorm. De maatschappelijke kritiek is heftig en raakt mensen persoonlijk. Je moet niet onderschatten wat het met mensen doet als men je van van alles en nog wat beschuldigt. Ik ben erop beducht dat deze mensen straks met de kennis van nu geëvalueerd worden en sta echt vóór ze. We moeten niet vergeten dat deze mensen naar eer en geweten in moeilijke omstandigheden aan oplossingen voor heel Nederland hebben gewerkt. Ik ben trots op ze. En niet onbelangrijk: alleen mensen die geen verantwoordelijkheid nemen, maken geen fouten. Dat laat onverlet dat onze ambtelijke professionaliteit vereist dat we ons lerend en toetsbaar opstellen. Want als we fouten maken moeten we er wel van leren.
Je maakt je ook sterk voor meer diversiteit in de top?
Ik erger me groen en geel als mensen zeggen: “We moeten voor de beste kandidaat gaan.” Het zijn altijd mannen die dat zeggen waarbij ze uitgaan van hun eigen referentiekader. Ik vind het belangrijk systematisch te zorgen voor meer evenwicht. Dat begint bij het opleidingsproces en het aannemen van trainees. Maar een sollicitatieprocedure zet ik ook gerust stil als de shortlist niet in balans is. Vooral als het gaat om multiculturaliteit is er nog een wereld te winnen.
Wat zou je nog graag eens doen?
Een treinreis van Vancouver via Toronto naar Ottawa dwars door de Canadian Rockies, staat nog op mijn bucket list. Dat is een van de mooiste treinreizen ter wereld. Maar ik kan ook goed genieten van de kleine dingen. Ik ben echt een familieman: mijn vrouw, kinderen en kleinkind zijn voor mij het allerbelangrijkst, hoe belangrijk ik werk ook vind. Meerdere keren per week schuiven ze in diverse samenstellingen aan bij het avondeten. Het gezinsleven helpt me te ontspannen en te relativeren.