Jasper Wesseling is directeur-generaal Fiscale Zaken bij het ministerie van Financiën. Hij geeft openhartig antwoord op acht vragen.
1. Je woonde als kind in Parijs. Hoe kwam je daar terecht?
‘Toen we voor een jaar naar Frankrijk verhuisden, was ik nog maar vijf. Mijn vader, Henk Wesseling, was historicus en deed in Parijs onderzoek aan de universiteit. Koloniale geschiedenis en de Franse geschiedenis waren twee van zijn specialismen. Ik weet niet veel meer van onze tijd in Parijs, behalve dat ik de school er erg streng vond.’
2. En je tijd in de Verenigde Staten?
‘Rond mijn vijftiende vertrokken we voor een jaar naar New Jersey. Dit keer was mijn vader uitgenodigd door het Institute for Advanced Study in Princeton. Heb je de film Oppenheimer gezien? Bij het vijvertje waar Einstein stond, liep ik ook rond. High school was echt Amerikaans. Elke ochtend ging om elf uur de bel en dreunde je met z’n allen I pledge allegiance to the Flag of the United States of America… op. Dat was wel andere koek dan het montessorionderwijs in Nederland. Later heb ik nog een jaar gestudeerd in Georgetown, Texas. Na die tijd wist ik zeker dat ik een Europeaan was. Tijdens een reis in Mexico voelde ik me meer thuis dan in de Verenigde Staten.’
3. Je volgde na je studie een economentraineeship bij de overheid. Vanwaar die keuze?
‘Tijdens mijn scriptie wees een vriend me op het traineeship. Ik had op dat moment weinig tijd, dus schreef in één avond snel een sollicitatiebrief. De rest is geschiedenis, zoals ze dan zeggen. Ik heb altijd graag met mensen gewerkt die maatschappelijk georiënteerd zijn en verder kijken dan hun neus lang is. Daar voel ik me bij thuis. En ik haal er plezier uit om een vraagstuk te doorgronden en daarin stap voor stap verder te komen. De interactie met de politiek maakt het extra interessant. Wij kunnen iets voor bewindspersonen betekenen, en omgekeerd bestaan wij natuurlijk dankzij hen.’
4. Waren jullie als gezin ook maatschappelijk georiënteerd?
‘Mijn moeder was historica en mijn vrouw is dat ook. Geschiedenis echoot dus al heel lang door mijn dagelijks leven. En als mijn vader niet zo’n bekend historicus was geweest, was ik er zelf misschien ook wel iets mee gaan doen. Ik had alleen niet zo’n zin om “de zoon van” te zijn. Bij ons vielen er altijd drie kranten door de bus: de Volkskrant, het Leidsch Dagblad en de NRC. En nog steeds is datgene wat er in de samenleving gebeurt onderwerp van gesprek aan de eettafel. Die maatschappelijke oriëntatie is mede daardoor een heel natuurlijk onderdeel van mijn leven.’
5. Je werkt al ruim dertig jaar voor de overheid. Wat is er veranderd?
‘Een positieve verandering is dat de departementen nu minder verkokerd zijn. Directeuren-generaal hebben vandaag de dag onderling veel intensiever contact en kijken hoe ze problemen samen kunnen oplossen. Daarnaast is het appèl dat de samenleving op de overheid doet tegenwoordig groter. Dat hoor ik van collega’s in de uitvoering én van mijn eigen medewerkers. Het spel verruwt, soms met grove bejegeningen tot gevolg. Dat is vervelend, maar ik probeer collega’s er dan op te wijzen dat het leven niet perfect kan zijn. Laat het niet onder je huid kruipen. Tegenover één minder leuk gesprek staan vaak negen leuke gesprekken.’
6. Heb je een inspiratiebron?
‘De mensen waarmee ik werk en de vraagstukken die ik tegenkom. Dat is wat mij drijft. Er werken bij Fiscale Zaken tweehonderd mensen, allemaal met hun eigen drive en expertise. Samen kunnen we bijvoorbeeld bijdragen aan betere internationale afspraken op het gebied van de aanpak van belastingontduiking of vergroening van het belastingstelsel. Hun aandeel daarin is voor mij erg inspirerend.’
7. Hoe kom jij tot rust?
‘Ik slaap altijd goed, ook al is het druk. Het scheelt dat ik mijn werk heel erg leuk vind. Het nadenken houdt dan ook niet op als ik ‘s avonds naar huis fiets. Mijn werk beperken tot een 9-tot-5-ritme, daar zit voor mij de lol niet in. Het gaat me erom dat ik een project verder kan brengen. Maar het is natuurlijk ook niet zo dat ik dag in dag uit alleen maar aan het werk ben. In de zomer ga ik bij Scheveningen de zee op met mijn catamaran. En ik ben net terug van een groot roei-evenement in Turijn. Een belangrijke plek voor mij is Friesland, waar mijn ouders een huis hebben. Daar kom ik heel graag. Ik kan dan zonder enige werkstress over de weilanden uitkijken.’
8. Wat staat er nog op je bucketlist?
‘Ik zou graag nog eens met mijn vrouw naar Japan gaan. Zelf ben ik er al een paar keer geweest, maar nog nooit samen met haar. Japan is een hoogontwikkeld land, maar cultureel gezien heel anders. Dat maakt het zó interessant. Koop je in Nederland een cadeautje en wil je dat laten inpakken, dan is het met drie plakbandjes vaak wel klaar. In Japan zijn ze vijf minuten bezig en krijg je een kunstwerk mee. Die mengeling van modern en vormelijk zou ik graag nog eens met mijn vrouw willen meemaken. Maar ook als dat niet lukt, ben ik een gelukkig mens.’