Nederland krijgt steeds meer te maken met ondermijnende criminaliteit. Maaike van Tuyll, sinds februari 2021 directeur Ondermijning en plaatsvervangend programma-directeur-generaal bij JenV, vertelt over haar ervaringen.

Tot 2021 was Maaike directeur Kinderopvang bij SZW, maar voor die tijd was ze al dertien jaar actief in het veiligheidsdomein. ‘Ik was eigenlijk niet van plan om terug te keren’, vertelt Maaike. ‘Ik had voor mijn gevoel alle hoeken en gaten van het veiligheidsdomein wel gezien. Maar georganiseerde ondermijnende criminaliteit vind ik een buitencategorie. Criminelen weten vaak in de schaduw te blijven, waardoor de impact van hun activiteiten niet altijd zichtbaar is. Als je eenmaal hebt gezien hoe groot en heftig die impact is, raak je dat beeld niet meer kwijt. Ik wist: hier moet ik me druk om maken. Dit onderwerp verdient echt meer aandacht van de overheid.’

Kwaadschiks

Criminelen hebben vaak processen in de bovenwereld nodig om hun geld te verdienen. ‘Bijvoorbeeld drugstransport via de bloemenveiling of financiële transacties om illegaal verkregen geld wit te wassen’, licht Maaike toe. ‘Als dat niet goedschiks lukt, gaat het kwaadschiks. Met intimidatie, bedreigingen, pogingen tot omkoping en geweld tot gevolg. Zo willen criminelen mensen in dienstverlenende of politieke functies dwingen om hen te helpen. Dit kan ook leiden tot ondermijning van de democratie. Bijvoorbeeld als een havenmedewerker onder druk wordt gezet om informatie te geven over welke containers waar staan, zodat de georganiseerde criminaliteit daar baat bij heeft.’

Lange adem

Inmiddels wordt de brede aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit structureel gefinancierd door het kabinet. ‘Dat was een belangrijke stap voor ons en al onze partners’, vertelt Maaike. ‘Het voorkomen van criminele ondermijning is een proces van lange adem. Je moet bijvoorbeeld meerdere generaties van jongeren uit de criminaliteit houden voor je het effect daarvan duidelijk terugziet.’ Bij de financiering van het programma kwam Maaike ook voor lastige keuzes te staan. ‘Het verdelen van het budget zorgde in eerste instantie voor veel gedoe. Alle partners hadden vanuit hun eigen praktijk behoefte aan méér, en hoewel er veel geld beschikbaar is gesteld, blijven de financiële middelen schaars. Het heeft ons veel tijd gekost om het geld zo te verdelen dat het straks maximaal rendement oplevert.’

‘Criminelen zijn flexibel’, aldus Maaike. ‘Als wij succes boeken, passen zij zich in no time aan. Dat betekent dat wij ook wendbaar moeten blijven. Als het ons bijvoorbeeld lukt om minder drugs te laten binnenkomen in de haven van Rotterdam, moeten we wel goed samenwerken met onze Belgische collega’s. Anders komen de drugs binnen de kortste keren via de haven van Antwerpen toch weer Nederland in. Daarom besteden we ook veel aandacht aan internationale samenwerking.’

Een flinke tik

Ook binnen Nederland is er een intensieve samenwerking met uiteenlopende partners: van gemeenten tot de Douane, en van de politie en het Openbaar Ministerie tot jongerenwerkers. ‘Maar bijvoorbeeld ook met de FIOD, om onderzoek te doen naar criminele geldstromen’, aldus Maaike. ‘Vroeger zorgden al die partijen voor hun eigen puzzelstukje, waarmee ze tikken uitdeelden naar de georganiseerde criminaliteit. Nu we elkaar beter weten te vinden, is de impact van onze acties veel groter en kunnen we criminelen vaak een flinke dreun uitdelen. Bijvoorbeeld door de Belastingdienst een naheffing te laten doen op crimineel verkregen geld waarover jarenlang geen belasting is betaald. Dat doet wel even pijn.’

Samen met al die partners richten Maaike en het programma-directoraat-generaal Ondermijning zich op vier stappen: ‘Allereerst willen we georgani-seerde criminaliteit voorkomen. Bijvoorbeeld door te voorkomen dat jongeren de criminaliteit inrollen. Zij worden vaak geronseld om op de uitkijk te staan en pakketjes weg te brengen. Daarnaast verstoren we criminele netwerken en verdien-modellen. We zorgen voor de bescherming van mensen in de frontlinie, door hen weerbaarder te maken tegen druk van criminelen. Maar omdat het helaas nodig is bewaken en beveiligen we ook politici, officieren en journalisten die worden bedreigd. En ten slotte bestraffen we criminele activiteiten, door strafrechtelijke vervolging, maar ook door bijvoorbeeld het illegaal verdiende geld of object af te pakken. Dat geven we terug aan de maatschappij, maar dat proces mag wat mij betreft sneller gaan. Zo heeft het toch nog positieve impact.’

De ervaringen van Bernt Schneiders, voormalig burgemeester van Haarlem

Bernt Schneiders

In zijn tijd als burgemeester van Haarlem (2006 - 2016) werd Bernt Schneiders bedreigd. Maar hij liet zich niet uit het veld slaan: ‘Als je bedreigingen laat meespelen in je besluiten, ben je eigenlijk niet meer geschikt voor je vak.’

‘In een Haarlemse woonwijk werd een wapendepot aangetroffen. Eén vonkje en het kon de halve wijk wegvagen. Het was voor mij als burgemeester een logische stap om dat depot op te doeken. Een tijdje daarna stond hij opeens voor mijn neus: de leider van een motorclub. Hij was niet blij dat hij zijn opslag kwijt was en zei dat ik me beter niet meer met zijn zaken kon bemoeien. Bij het wegrijden keek hij nadrukkelijk naar mijn nummerbord. Nog dezelfde avond werd mijn auto voor ons huis in brand gestoken.’

Niet laten beïnvloeden
‘De bedreiging maakte indruk op me, maar ik heb geen moment getwijfeld of ik zou blijven werken. Als voorzitter van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters had ik een voorbeeldfunctie. Ik vond het belangrijk om me niet te laten beïnvloeden door welke vorm van intimidatie dan ook. Als burgemeester heb je ook de opdracht om criminele ondermijning tegen te gaan. Als je bedreigingen laat meespelen in je besluiten, ben je dus eigenlijk niet meer geschikt voor je vak.’

‘Het was wel prettig dat ik goed in de gaten werd gehouden. De Rijksoverheid en het Openbaar Ministerie hebben me daarin goed gesteund. Twee weken lang stond er een politiebus voor en achter ons huis. Er kwam camerabeveiliging en ik droeg een apparaatje bij me waarmee ik in geval van nood de politie kon oproepen.’

Goede overdracht
‘De hoofdofficier van justitie waarschuwde me dat ik me na dit voorval niet meer moest uitlaten over deze motorclub. Daaraan heb ik me natuurlijk keurig gehouden. Maar niet iedere burgemeester krijgt die instructies mee. Het belang van een goede overdracht werd me duidelijk toen ik jaren later een artikel over mijn opvolger las in de regionale krant. Daarin vertelde hij dat hij blij was met de arrestatie van een aantal leden van een motorclub. Binnen de kortste keren had hij zware beveiliging nodig. Ik vroeg me af of iemand hem hiervoor wel had gewaarschuwd. Dan was het misschien niet gebeurd.’