Nu de storm is gaan liggen, werken VWS en GGD GHOR Nederland gezamenlijk aan de voorbereiding op toekomstige infectieziekten. Welke lessen trekken zij daarbij uit de coronapandemie?

Hoe verloopt de samenwerking nu?

Florien van der Windt, directeur Publieke Gezondheid bij VWS: ‘Het contact tussen VWS en GGD GHOR is nog steeds intensief. We spreken elkaar ook nu vaak dagelijks. De pandemie bracht het besef dat we het met elkaar moeten zien te rooien. De opgedane ervaring zetten we in bij het vaccinatiebeleid en de infectieziektebestrijding, maar ook voor preventie, mentale gezondheid en de voorbereiding op andere gezondheidsdreigingen. Denk aan hittestress en het risico op overstromingen door klimaatverandering. Ook hieraan zullen we samen met de GGD over de domeinen heen moeten werken.’

Ton Coenen, algemeen directeur GGD GHOR Nederland: ‘Samenwerken is ook weten wat je aan elkaar hebt als het erop aankomt. In die verbinding moeten we daarom blijven investeren. Dat tik je niet even af met een beleidsbrief. Dat geldt ook voor onze samenwerking met bijvoorbeeld het RIVM, gemeenten en provincies. Al onze opgaven hangen met elkaar samen. Het is niet altijd makkelijk, met zo’n kluwen aan uitdagingen. Maar die samenwerking is wel in het belang van de publieke gezondheid.’

Francine L’Ortye, programmadirecteur Pandemische paraatheid publieke gezondheid bij VWS: ‘Ook in deze transitiefase hebben we elkaar dus hard nodig. We zijn nu allemaal bezig de COVID-zorg af te schalen. Maar ondertussen loopt de reguliere zorg door én bouwen we hard aan een stelsel voor pandemische paraatheid. Ton en ik zijn lid van de stuurgroep Landelijke Functie Opschaling Infectiebestrijding, de LFI. Daarin bouwen we samen met GGD’en een organisatie bij het RIVM die in tijden van een pandemie de regie kan nemen.’

Welke lessen bracht de pandemie?

Henk Soorsma, plaatsvervangend directeur‑generaal COVID-19 bij VWS: ‘We weten nu: als het moet, kunnen de GGD’en flink opschalen, en snel ook. Daarnaast leerden we dat er een intensievere samenwerking nodig is met de verschillende ministeries. Ook met hen hadden we tijdens de pandemie vaak dagelijks overleg over de operatie.’ Florien: ‘De GGD heeft een schat aan praktijkervaring opgedaan. Daarvan maken we dankbaar gebruik, ook op andere gebieden. Zo is het vaak lastig om kwetsbare bevolkingsgroepen te bereiken. Bijvoorbeeld mensen met een lager inkomen, die gemiddeld wel meer zorgvraag hebben. Tijdens de pandemie ging de GGD met een vaccinatiebus wijken met een sociaaleconomische achterstand in. Dit bleek ook goed te werken voor jongeren die liever niet op afspraak komen prikken. Deze succesvolle strategie passen we nu toe op de HPV-vaccinatiecampagne, door vaccinatiebussen bij schoolpleinen te zetten.’

Francine: ‘Zo hebben de lessen van corona de publieke gezondheid en de GGD’en dichter bij de burgers gebracht.’ Ton: ‘De GGD’en hebben enorm veel geleerd, allereerst dat we als GGD’en veel sterker staan als we het samen doen. En dat we zo’n grote opgave aankunnen, ook al kan het altijd beter.’

‘De olifantenpaadjes van de coronapandemie zijn niet altijd meer toegankelijk’

Welke moeilijkheden voorzien jullie voor de toekomst?

Florien: ‘De olifantenpaadjes die we tijdens de coronapandemie bewandelden, zijn niet altijd meer toegankelijk. Zo konden we toen bijvoorbeeld bij uitzondering DigiD gebruiken voor het maken van vaccinatieafspraken. Maar dat kan volgens de regels bijvoorbeeld weer niet voor HPV-vaccinaties. Ik kan me voorstellen dat een buitenstaander denkt: als het toen kon, waarom nu dan niet? Maar die vereiste wettelijke grondslagen zijn er ook niet voor niets.’

Ton: ‘Daarnaast is het een feit dat de vaccinatiegraad daalt. De heftige discussies over de COVID-vaccinaties hebben ook gevolgen voor andere vaccinatieprogramma’s. Daarvoor moeten we dus gezamenlijk een toekomstgerichte aanpak ontwikkelen.’

Hoe gaan jullie om met alle kritiek op de corona-aanpak?

Ton: ‘Er zijn veel dingen goed gegaan, maar de realiteit is dat er altijd kritiek zal zijn. En via de huidige communicatiemiddelen krijgt juist die veel aandacht. De vraag is: hoe ga je daar op een goede manier mee om, ook als het op een kwetsende manier wordt gebracht? Daarvoor moeten we samen een goede strategie vinden, want we zitten in hetzelfde schuitje.’

Henk: ‘Ik zie tot mijn vreugd dat er binnen de publieke gezondheidszorg een nieuw elan is ontstaan. Want ondanks de belemmerende maatregelen is de zorgketen steeds blijven leveren. Dat geeft een soort zelfbewustzijn. Daarbij hoort ook dat je realistisch en nuchter tegenover kritiek staat. Ik merk dat VWS-ambtenaren daarvoor openstaan en gemaakte keuzes graag uitleggen.’ Francine: ‘Dat is ambtelijk vakmanschap: trots zijn op het werk dat je hebt geleverd, maar ook bereid zijn om verantwoording af te leggen over de afwegingen die je hebt gemaakt.’

Hoe ziet de publieke gezondheidszorg er in 2030 uit?

Francine: ‘In 2030 is de infectieziektebestrijding bij de GGD ook structureel versterkt, waardoor we goed voorbereid zijn. Bijvoorbeeld met een opschaalbare ICT-structuur.’ Florien: ‘Ik hoop dat we dan naast een versterking van de infectieziektebestrijding ook de inzet op gezondheid en preventie verder hebben gebracht. Want tijdens de pandemie zagen we dat mensen met een slechtere gezondheid als eerste op de IC belandden. Ik zou het mooi vinden als de samenwerkingsverbanden tussen het sociaal domein en het gezondheidsdomein in 2030 heel vanzelfsprekend zijn geworden.’

Ton: ‘Met een sterkere preventieaanpak zullen de gezondheidsverschillen tussen bevolkingsgroepen kleiner worden. Dat is waar we naartoe werken. Of het ook reëel is, dat moeten we ontdekken. Maar ik denk dat het mogelijk is.’